Kamervragen pakket aanvullende fiscale maatregelen

De staatssecretaris van Financiën heeft Kamervragen over het pakket aanvullende fiscale maatregelen in verband met de coronacrisis beantwoord. De vragen hebben betrekking op de volgende onderwerpen:

  1. Gebruikelijk loon
  2. Urencriterium
  3. Werkkostenregeling
  4. Fiscale coronareserve
  5. Betaalpauze voor hypotheekverplichtingen

1. Gebruikelijk loon

De staatssecretaris heeft goedgekeurd dat het gebruikelijk loon in 2020 bij omzetdalingen lager mag zijn. De verlaging moet evenredig zijn aan de omzetdaling in de eerste vier maanden van 2020 ten opzichte van de eerste vier maanden in 2019. De goedkeuring is gebonden aan voorwaarden. De rekening-courantschuld van de dga en het aan hem uitgekeerde dividend mogen niet toenemen. Als het loon van de dga feitelijk hoger is dan het goedgekeurde verlaagde gebruikelijk loon geldt dat hogere loon. Het gebruikelijk loon mag niet worden verlaagd voor zover de omzet in 2019 of 2020 beïnvloed is door andere bijzondere oorzaken dan de coronacrisis. Toepassing van de goedkeuring is niet afhankelijk van de absolute hoogte van de omzet. De staatssecretaris wijst erop dat de tijdelijke goedkeuring voor het verlagen van het gebruikelijk loon ook in 2009 en 2010 is toegepast en zijn nut heeft bewezen.

2. Urencriterium

Een van de maatregelen is een versoepeling van het urencriterium voor zelfstandige ondernemers. In de periode van 1 maart 2020 tot en met 30 september 2020 worden zij geacht ten minste 24 uren per week aan hun onderneming te hebben besteed. Deze regeling geldt ook voor ondernemers die tijdelijk in loondienst gaan werken. De goedkeuring bevat een aantal criteria die zien op een ondernemer die seizoensgebonden werkzaamheden verricht. Er dient een piek te zijn in het aantal uren dat de ondernemer gewoonlijk aan zijn onderneming besteedt in de periode van 1 maart tot en met 30 september. Tevens moeten zijn werkzaamheden seizoensgebonden zijn. Volgens de staatssecretaris is het aan de ondernemer om te beoordelen of hij aan deze criteria voldoet. Als dit het geval is, kan hij bij het indienen van zijn aangifte inkomstenbelasting 2020 aangeven of hij aan het urencriterium voldoet, met inachtneming van deze goedkeuring.

3. Werkkostenregeling

De vrije ruimte in de werkkostenregeling voor de eerste € 400.000 van de loonsom is voor 2020 verhoogd van 1,7 naar 3%. Alle werkgevers profiteren van de verruiming van de vrije ruimte. De verruiming is bedoeld om werkgevers die daar de financiële ruimte voor hebben de mogelijkheid te bieden om hun werknemers extra tegemoet te komen.

4. Fiscale coronareserve

De fiscale coronareserve is een mogelijkheid om al in de aangifte over 2019 rekening te houden met een verwacht verlies over 2020. De reserve kan niet groter zijn dan het verwachte coronagerelateerde verlies in het jaar 2020. Ondernemers die gebruik willen maken van de fiscale coronareserve krijgen niet te maken met een verzwaarde bewijslast. De ondernemer moet aannemelijk kunnen maken dat hij recht heeft op de fiscale coronareserve zoals hij die in zijn aangifte vennootschapsbelasting over 2019 heeft opgenomen. De reserve valt in het jaar 2020 verplicht vrij in de winst. Vorming van de reserve betekent een liquiditeitsvoordeel voor de ondernemer door verlaging van de verschuldigde vennootschapsbelasting over 2019. In het kader van de mogelijkheden van de vorming van een fiscale coronareserve en verliesverrekening is gevraagd naar verlenging van de termijn voor toepassing van de middelingsregeling. De staatssecretaris vindt de termijn van drie jaar na de vaststelling van de definitieve aanslag inkomstenbelasting over het laatste middelingstijdvakjaar voldoende.

5. Betaalpauze voor hypotheekverplichtingen

Wanneer een belastingplichtige met de bank een betaalpauze voor de hypotheekverplichtingen overeenkomt, stelt de bank vast of sprake is van betalingsproblemen als gevolg van de coronacrisis en of een betaalpauze de meest aangewezen oplossing is. Een dergelijke vaststelling ontbreekt bij een lening die bij een ander dan een aangewezen administratieplichtige is aangegaan. Daarom geldt als aanvullende voorwaarde dat er sprake moet zijn van een terugval in arbeidsinkomen als gevolg van de coronacrisis van ten minste 20% over een periode van drie aaneengesloten kalendermaanden. Voor een lening waarop de fiscale aflossingseis niet van toepassing is, heeft een betaalpauze geen ongewenste fiscale gevolgen en geldt geen tegemoetkoming. Het enige gevolg van het op een later moment betalen van rente is dat het aftrekmoment kan verschuiven. Indien de niet-betaalde rente niet rentedragend is geworden, is de rente aftrekbaar op het moment van betaling.

Bron: Ministerie van Financiën | publicatie | 2020-0000111321 | 25-06-2020

Kamervragen fiscale coronamaatregelen

De staatssecretarissen van Financiën hebben Kamervragen beantwoord die door de vaste commissie voor Financiën zijn gesteld over de fiscale maatregelen ter bestrijding van de coronacrisis.

Een van de onderwerpen betreft wanneer en in welke situaties een verzuimboete wordt teruggedraaid en of een verzuimboete alleen vervalt voor ondernemers die uitstel van betaling hebben aangevraagd. Bij het opleggen van naheffingsaanslagen omzetbelasting wordt een betalingsverzuimboete opgelegd. De boete wordt vernietigd nadat de ondernemer bijzonder uitstel van betaling heeft gekregen. Bij het opleggen van naheffingsaanslagen loonheffingen legt de Belastingdienst geen betalingsverzuimboete op als de aangifte is ingediend. Als een ondernemer geen uitstel van betaling heeft gevraagd, geldt de versoepeling voor betaalverzuimboeten in beginsel niet. Als een ondernemer niet tijdig heeft kunnen betalen als gevolg van de coronacrisis, maar ten tijde van de ontvangst van de naheffingsaanslag geen nader uitstel van betaling nodig heeft, wordt de betaalverzuimboete vernietigd mits de naheffingsaanslag op tijd is betaald.

De staatssecretarissen merken op dat een ondernemer bezwaar kan maken tegen een opgelegde betaalverzuimboete, ook als hij geen uitstel van betaling heeft gevraagd.

Het wetsvoorstel dat excessief lenen bij de eigen vennootschap moet tegengaan is in september 2018 aangekondigd en nu ingediend bij de Tweede Kamer. Het was de bedoeling om dit wetsvoorstel per 1 januari 2022 in werking te laten treden. In verband met de coronacrisis wordt de inwerkingtreding uitgesteld tot 1 januari 2023. Op basis van de op 31 december 2023 aanwezige schulden aan de vennootschap wordt het fictieve reguliere voordeel berekend dat als inkomen uit aanmerkelijk belang in de heffing wordt betrokken.

De staatssecretarissen zijn niet bereid om voor de horecasector extra fiscale maatregelen te nemen zoals het tijdelijk verlagen van de btw. Ook komt er geen specifieke vrijstelling voor schenkingen aan mkb-ondernemers of een andere specifieke groep.

Bron: Ministerie van Financiën | publicatie | 2020-00001014002020-0000101400 | 18-06-2020

Uitstel invoering nieuwe btw-regels e-commerce

De Europese Commissie wil de invoering van nieuwe btw-regels voor e-commerce met zes maanden uitstellen. Deze nieuwe regels vereenvoudigen de btw-heffing op grensoverschrijdende internetverkopen van goederen en diensten aan consumenten. Onder de nieuwe regels zal de btw worden geheven in het land van bestemming en gelden gelijke concurrentievoorwaarden voor bedrijven binnen en buiten de EU. Voor de handel van buiten de EU zal de heffing in veel gevallen verschuldigd zijn door de platforms die betrokken zijn bij de verkoop. Op dit moment geldt in Nederland een btw-vrijstelling bij de invoer van goederen met een intrinsieke waarde van niet meer dan € 22 voor consumenten in de EU. Deze vrijstelling komt met de nieuwe regels te vervallen.

Voor de afdracht van de btw in EU-lidstaten waar zijn klanten zitten kan een ondernemer zich onder de nieuwe regels registreren en aangifte doen in één lidstaat. Deze lidstaat zorgt er voor dat de btw wordt doorgeleid naar de belastingdiensten van de andere lidstaten. Er komt eenzelfde éénloketsysteem voor de levering van goederen en diensten binnen de EU. Implementatie van het omvangrijke pakket aan maatregelen vergt veel van de IT-systemen van de belastingdiensten. Diverse lidstaten kunnen daarom de geplande inwerkingtreding per 1 januari 2021 niet garanderen.

De Belastingdienst onderzoekt op dit moment op welke manier en per welke datum het e-commerce pakket kan worden geïmplementeerd (inclusief bijbehorende IT-systemen). In antwoord op Kamervragen heeft de staatssecretaris van Financiën gezegd geen mogelijkheden te zien om de btw op Chinese pakketjes zoals gepland in te voeren per 1 januari 2021. Het IT-systeem van de Belastingdienst is per die datum niet gereed om de forse toename aan btw-aangiftes te kunnen verwerken.

Bron: Ministerie van Financiën | publicatie | 2020-0000104565 | 18-06-2020

Tijdelijke Overbruggingsregeling Flexibele Arbeidskrachten gepubliceerd

De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft de Tijdelijke Overbruggingsregeling voor Flexibele Arbeidskrachten (TOFA) gepubliceerd. De TOFA is een vangnet voor mensen die door de coronacrisis een forse terugval hebben in hun inkomen maar geen aanspraak kunnen maken op WW, bijstand of een andere socialezekerheidsregeling.

Om in aanmerking te komen voor de TOFA moet aan de volgende criteria zijn voldaan:

  1. de werknemer heeft in februari 2020 ten minste € 400 loon ontvangen;
  2. de werknemer heeft in maart 2020 ten minste € 1 aan loon genoten;
  3. de werknemer was op 1 april 2020 achttien jaar of ouder maar had de AOW-leeftijd nog niet bereikt;
  4. de werknemer heeft in april substantieel inkomensverlies geleden ten opzichte van februari en in ieder geval minder dan € 550 verdiend.

De tegemoetkoming bedraagt € 550 bruto per maand. De TOFA moet worden aangevraagd bij het UWV.

Bron: Ministerie van Sociale Zaken | besluit | Staatscourant Nr. 31395, 2020-0000061136 | 18-06-2020

Verkorting maximale betaaltermijn

De staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat heeft in een brief aan de Tweede Kamer laten weten dat zij een wetsvoorstel aan het voorbereiden is om de maximale betaaltermijn voor betalingen van grote ondernemingen aan mkb-ondernemingen terug te brengen van 60 naar 30 dagen. Een aantal grote bedrijven heeft in verband met de coronacrisis eenzijdig de afgesproken betaaltermijn opgerekt. De betrokken bedrijven zijn daarop door het ministerie aangesproken. Volgens de staatssecretaris maakt de huidige situatie duidelijk dat mkb-ondernemers beter beschermd dienen te worden tegen onredelijk lange betaaltermijnen.

Mkb-ondernemers maken wanneer de afgesproken betaaltermijn wordt overschreden te weinig gebruik van juridische invorderingsmiddelen, zoals het vorderen van de wettelijke handelsrente.

De bedoeling is dat het wetsvoorstel voor het herfstreces ter internetconsulatie wordt aangeboden.

Bron: Ministerie van Economische Zaken | publicatie | DGBI-O / 20113251 | 18-06-2020

Tozo niet voor student-ondernemers

De staatssecretaris voor Economische Zaken en Klimaat heeft Kamervragen beantwoord over het openstellen van de Tozo-regeling voor student-ondernemers. De Tozo sluit aan bij de Participatiewet. Daarin is geregeld dat personen jonger dan 27 jaar geen recht hebben op algemene bijstand als zij aanspraak hebben op studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering 2000. Student-ondernemers zijn daardoor uitgesloten van de Tozo. De staatssecretaris is niet van plan om van de wettelijke regeling van de Participatiewet af te wijken. Dat zou betekenen dat een groot deel van de studenten met studiefinanciering aanspraak kan maken op algemene bijstand.

De staatssecretaris is van mening dat studenten die een beroep kunnen doen op studiefinanciering en ondernemers die voor hun inkomen volledig afhankelijk zijn van hun bedrijf geen gelijke gevallen zijn. Het aanbieden van een aanvullende bijstandsuitkering voor levensonderhoud aan studenten bovenop de studiefinanciering als tegemoetkoming voor het verlies van bijverdiensten als gevolg van de coronacrisis vindt de staatssecretaris niet gewenst.

Bron: Ministerie van Sociale Zaken | publicatie | 2020-0000066095 | 18-06-2020

Tegemoetkoming kosten eHerkenning

Diverse fracties in de Tweede Kamer hebben aangegeven dat het inlogmiddel waarmee bedrijven belastingaangifte doen kosteloos moet worden. De staatssecretarissen van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Financiën hebben onderzocht welke alternatieven daarvoor zijn. Volgens de staatssecretarissen is de meest voor de hand liggende optie een financiële compensatie op basis van de laagste prijs in de markt. Deze compensatie bedraagt ongeveer € 24 per jaar, waarbij niet meer dan één eHerkenningsmiddel per organisatie zal worden gecompenseerd. De compensatie zou moeten worden gekoppeld aan een nog in te voeren specifiek ‘eHerkenning Belastingdienst’ inlogmiddel. Met dit middel kan de ondernemer alleen belastingaangifte doen. De bij eHerkenning op niveau 3 behorende overige mogelijkheden ontbreken. Ondernemers die een bij alle relevante overheidsinstanties te gebruiken versie van eHerkenning hebben aangeschaft, kunnen deze downgraden naar ‘eHerkenning Belastingdienst’. De uitwerking en het online aanvragen van de compensatie kan in augustus van dit jaar gereed zijn. De compensatieregeling kent een looptijd van twee jaar.

Er zijn ongeveer 350 rechtspersonen die aangifte loonheffing en vennootschapsbelasting moeten doen maar niet zijn ingeschreven in het Handelsregister. Zij kunnen geen eHerkenning aanvragen. De Belastingdienst heeft deze organisaties gewezen op het gebruik van commerciële aangiftesoftware of van een fiscaal dienstverlener. De gefactureerde kosten hiervoor worden tot een maximum van € 450 vergoed. Het eerder geboden uitstel voor aangiften loonheffing wordt met één maand verlengd tot 1 augustus.

Bron: Ministerie van Financiën | publicatie | 18-06-2020

Voorschot subsidie praktijkleren

De subsidie praktijkleren is een tegemoetkoming voor de kosten die een werkgever maakt voor de begeleiding van een leerling, deelnemer of student. De hoogte van de subsidie is afhankelijk van het aantal weken dat een leerbedrijf een student in de beroepsbegeleidende leerweg (bbl) begeleidt. In verband met de maatregelen ter bestrijding van het coronavirus kunnen werkgevers te maken hebben gehad met gedwongen sluiting tussen 16 maart en 19 mei 2020. De weken waarin werkgevers hun bbl-studenten niet hebben kunnen begeleiden worden niet in mindering gebracht op de subsidie. Het maximale subsidiebedrag is € 2.700 per gerealiseerde praktijkleerplaats.

Voorschot

Gedurende de maand juni is het mogelijk om een voorschot aan te vragen voor de subsidieregeling voor praktijkleerplaatsen in het mbo. Bij het voorschot gelden dezelfde voorwaarden als voor de definitieve subsidie. De werkgever moet een sbb-erkend leerbedrijf zijn dat tijdens het studiejaar 2019/2020 één of meer bbl-studenten heeft begeleid. Het voorschot kan worden aangevraagd met een aanvraagformulier op mijn.rvo.nl/praktijkleren. De mogelijkheid van het aanvragen van een voorschot staat open voor werkgevers die begeleiding bij de beroepspraktijkvorming hebben gegeven in de periode van 1 augustus 2019 tot en met 31 maart 2020. Het voorschot bedraagt € 42,50 per week waarin begeleiding bij de beroepspraktijkvorming is gegeven per praktijkleerplaats. Het voorschot bedraagt maximaal bedraagt € 1.530 per praktijkleerplaats.

Werkgevers die een voorschot aanvragen zijn verplicht om uiterlijk 16 september 2020 een definitieve aanvraag voor de subsidie praktijkleren in te dienen. Het voorschot zal worden verrekend met de definitieve subsidie. Wanneer de werkgever geen definitieve aanvraag indient zal het voorschotbedrag worden teruggevorderd.

Aanvragen definitieve subsidie

De definitieve subsidie voor het studiejaar 2019-2020 kan met ingang van 1 juli 2020 worden aangevraagd. De uiterste datum van aanvragen is 16 september 2020.

Bron: Overig | publicatie | 17-06-2020

Maximum uurprijzen kinderopvang 2021

De staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft een ontwerpbesluit met de maximum uurprijzen voor kinderopvang voor het jaar 2021 naar de Tweede Kamer gestuurd. Volgens dit ontwerpbesluit worden de voor 2020 geldende maxima verhoogd met 3,5%. De definitieve vaststelling volgt op een later moment.

 Maximum uurprijs 

  2020 

  2021 

 Dagopvang 

 € 8,17 

 € 8,46 

 Buitenschoolse opvang 

 € 7,02 

 € 7,27 

 Gastouderopvang 

 € 6,27 

 € 6,49 

 

Bron: Ministerie van Sociale Zaken | besluit | 2020-0000075120 | 11-06-2020

Vangnetregeling flexwerkers

Op verzoek van de Tweede Kamer heeft de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid onderzocht of er een tijdelijke tegemoetkomingsregeling kan worden gemaakt voor de groep die werkloos is geworden door de coronacrisis maar niet voldoet aan de voorwaarden voor WW of bijstand. Deze vangnetregeling zou ook moeten gelden voor studenten, artiesten en hybride ondernemers. Uitkomst van het onderzoek is de Tijdelijke Overbruggingsregeling voor Flexibele Arbeidskrachten (TOFA). Deze regeling zal worden uitgevoerd door het UWV. 

De TOFA kent een aantal nadelen. Zo geldt voor iedere ontvanger hetzelfde bedrag aan uitkering, waardoor de tegemoetkoming hoger kan zijn dat het inkomensverlies. Zoals bij elke eenvoudige en generieke regeling bestaat de kans op misbruik. 

De minister heeft de volgende alternatieven voor de TOFA overwogen:

  1. Een loongerelateerde tegemoetkoming. 
  2. Een tegemoetkoming met inkomstenverrekening.
  3. Het aanpassen van de referte-eis in de WW.
  4. Het niet hanteren van de partner- en vermogenstoets in de bijstand.
  5. De bijzondere bijstand.

Volgens de minister is de TOFA als enige optie technisch uitvoerbaar.

De tegemoetkoming is bedoeld voor mensen, die: 

  1. een substantieel inkomen hadden; 
  2. sinds 1 maart 2020 substantieel inkomensverlies hebben geleden; 
  3. sindsdien geen substantieel inkomen meer hebben; en 
  4. ten behoeve van hun levensonderhoud geen aanspraak hebben gemaakt op een andere inkomensvoorziening. 

Uitgaande van het gemiddelde bruto inkomen van een oproepkracht van € 825 per maand en uitgaande van een tegemoetkoming van 70% daarvan zou de hoogte van de TOFA uitkomen op € 600 bruto per maand. Inmiddels is dat bijgesteld naar € 550.

Als voorwaarde voor de tegemoetkoming moet de aanvrager in de maand februari minimaal € 400 (aanvankelijk € 500) bruto hebben verdiend met werkzaamheden. Als aanvullende voorwaarde geldt dat de aanvrager in de maand april een inkomstenverlies van ten minste 50% ten opzichte van de maand februari heeft geleden. Heeft de aanvrager in april meer dan € 550 inkomsten, dan ontvangt hij geen tegemoetkoming. De aanvrager mag geen aanspraak hebben gemaakt op een andere inkomensvoorziening, zoals bijstand. 

Werknemers jonger dan 18 jaar komen niet in aanmerking voor de tegemoetkoming vanwege de wettelijke zorgplicht die ouders hebben voor minderjarige kinderen. Ook werknemers, die de AOW-gerechtigde leeftijd hebben bereikt, komen niet in aanmerking voor de TOFA. 

Bron: Ministerie van Sociale Zaken | publicatie | 2020-0000066080 | 11-06-2020